Nienke gaf me de biografie van Nescio. Die is onwaarschijnlijk goed geschreven, zodat ik zijn eerste bundel herlas. Aanvankelijk met tegenzin omdat ik ze had gelezen toen ik 15 was, op aanraden van mijn oudere broer, en ik ze niksig vond. Ik was na de Uitvreter en Titaantjes niet voorbij de begindialogen van Dichtertje gekomen. Veel later, ik was 40, werd ik omver geblazen door Boven het Dal. Eerst Het dal der Plichten en later de hele bundel.
Het Dal geeft vorm aan het verband tussen tragiek en verlossing, een vorm die ik zocht toen ik probeerde te begrijpen waarom een beroep op wetenschap bij vragen over recht zowel verlossing als tragiek oplevert. Het beeld uit Het Dal is recursie. Kijken naar mijzelf als object, dat naar zichzelf als beschouwer kijkt. Dat is wat wie het recht onderzoekt tegenkomt. En dat is wat ik tegenkwam toen ik 40 was. Hopend op verlossing door een wetenschap die het alleen maar erger maken kan.
Wat is dat toch, die zucht naar weten. Voor wat ik liefheb wil ik weten? Het lijkt erop. De Biografie beschrijft Grönloh’s leven en werk in een dubbele helix die zich als een boor door de tijd draait. Waar De Uitvreter werd geboren herlas ik die, waar Titaantjes werd geschreven herlas ik Titaantjes en waar Dichtertje de schrijver inviel las ik Dichtertje. Wat levert het op?
Heel veel. Te veel om hier recht te doen. Maar genoeg om dank te betuigen aan Lieneke Frerichs die van de biografie een meesterwerk heeft gemaakt dat de schrijver waardig is. En genoeg om te beseffen dat in het begrijpen van een beeld tragiek en verlossing zijn vervlochten. Zodat het beeld steeds opnieuw moet worden opgezocht en herbeleefd.