Meten en weten

door

in

Goed. Ik heb nu twee weken kunnen spelen met mijn nieuwe Python werkboekjes om antwoorden te zoeken op de vragen die het COVID-19 gebeuren oproept zei Knoop tegen zichzelf. Vragen die belangrijk zijn en die niet worden opgehelderd, niet door aan instituties verbonden ambtenaren, niet door de deskundigen die zich dagelijks roeren in de talkshows en evenmin door de bestuurders en de volksvertegenwoordigers die het beleid moeten vaststellen en controleren. Ik noem (nogmaals, maar nu een paar weken later) een paar van de onzekerheden die een simpel beeld van de COVID-besmettingen en -overlijdens (als gegeven in Fig. 1) blijft oproepen.

Fig.1 COVID-19 getallen voor Nederland van 19 december 2020 (week 50)

Voor de eerste plot zijn aanvankelijk de besmettings- en overlijdensgetallen geharmoniseerd naar aantallen per miljoen per dag. Gelukkig lopen de besmettings- en overlijdensgetallen niet gelijk op. Dat zou immers betekenen dat iedereen die door het virus wordt besmet daar ook aan overlijdt. In de eerste plot is daarom een beeld gegeven waaruit zou kunnen worden afgelezen hoe de pandemie er in Nederland zou uitzien als alle besmettingen zouden zijn gemeten en 10% van hen in een overlijden zou zijn geëindigd. Dat lijkt aardig in de buurt te komen van wat in de eerste helft (de eerste 26 weken — niet meer daarna) van de pandemie werd waargenomen. Maar …

In de tweede plot is geharmoniseerd niet naar 10% maar naar 1 % (één procent) geregistreerde besmettingen met dodelijke uitkomst. Dan passen opeens de lijnen van de tweede helft (de tweede 26 weken) bij elkaar (en in de eerste periode niet meer).

Dit verschijnsel roept vragen op die van belang zijn maar in de Nederlandse debatten ongesteld en onbeantwoord blijven. Ze worden terzijde geschoven door wetenschappelijk geschoolde maar buiten hun gebied kijkende deskundigen, waarvan vele de meest warrige aannames uit de lucht plukken, vermoedelijk omdat die de overtuiging van hun voorkeur ondersteunen. Fantoomkennis noemde ik dat.

Ik probeer daar niet aan mee te doen maar wel zoveel mogelijk in de buurt van wat is waargenomen te blijven. Dan ontstaat toch het vermoeden dat de besmettingen aan het begin veel minder volledig werden geregistreerd dan aan het eind. Maar ook, dat we ook nu nog onvolledig registreren. En dat betekent, dat dit soort meten tot garbage-in garbage-out kennis leidt. Anders gezegd: er is veel te weinig bekend om ten aanzien van anti-COVID-maatregelen scherp te kunnen weten. Maar dat kunnen we maar moeilijk aanvaarden. Willen weten is een essentiële menselijke behoefte en een emotie die evolutionaire voordelen met zich meebrengt, mits in toom gehouden door ratio en observatie.

De voorlopige conclusie is dat veel deskundigen op willen treden als ‘opinion leaders‘ en daarbij niet schromen apekool (fantoomkennis) te verkopen.

Zo hoorde ik gisteren mevrouw Baarsma op de radio. Ze is econoom en bankdirecteur. Ze beweerde vol overtuiging dat er maar één rationele manier is om van het virus af te komen en wel door het (totdat we voldoende organisatievermogen en voldoende effectieve geneesmiddelen/entstoffen hebben) te laten uitwoeden.

Dat van dat organisatievermogen, de geneesmiddelen en de entstoffen gaat nog wel een jaartje duren verwacht ook mevrouw Baarsma. En gedurende die tijd doormodderen met de maatregelen (de weg die het bestuur nu is ingeslagen) gaat teveel ten koste van de jongeren, vindt ze. Natuurlijk moeten de ouderen worden beschermd. Door afzondering in iets dat klonk als permanente quarantaine voor wie de 70 is gepasseerd.

Het deed me denken aan leprozenkolonies en concentratiekampen, merkte Knoop tegen zichzelf op.

Afgezien van haar bijzondere ethische karakter (waarbij de belemmerde sociale ontplooiing van de jeugd zwaarder weegt dan het verlies van levens van oudjes — ik noem dit even de ‘Engel-doctrine‘) berust deze redenering op tenminste drie aannamen:

  • ten eerste, de aanname dat beleid gericht op controle (als in China) niet kan werken in een westerse cultuur,
  • ten tweede, de aanname dat het ‘uitwoeden’ tot langdurige immuniteit zou leiden bij wie besmet is geweest,
  • ten derde, de aanname dat het ‘uitwoeden’ zonder ‘strenge maatregelen’, minder schadelijk zou zijn voor de Nederlandse samenleving (waaronder de economie) dan het inzetten van maatregelen met als minimale effectiviteitsdoelstelling dat de gezondheidszorg niet wordt overbelast (door aantallen COVID-zieken)

Wat ik eigenlijk het meest verbazend vind is dat dit type aannamen niet nader wordt onderzocht en besproken dacht Knoop. Bijvoorbeeld door de vraag te stellen of Japan, Nieuw-Zeeland en Australië, en in zekere zin (qua open en half-open economieën) ook Zuid-Korea, Singapore en China tegenvoorbeelden bieden die serieus zouden kunnen worden besproken.

De tweede aanname is vooral medisch-technisch en moet vermoedelijk ook nu al als tussen onzeker en onhoudbaar worden geoordeeld.

En de derde neemt aan dat de Nederlandse samenleving een jaartje waarin feestende jongeren naast de routinematige afhandeling van naar schatting 175.380 COVID-19 sterfgevallen (1% van de bevolking) en een veelvoud aan ernstig zieken qua sociale samenhang, qua rechtsstaat en qua economie beter zal doorstaan dan nog een jaar van de huidige anticyclische aanpak.

Om hierover een beeld te kunnen vormen geef ik een reeks Figuren, waartoe mijn Python arbeid de middelen leverde. (Het gebruikte Jupyter notebook is hier). De Europese databank:

https://opendata.ecdc.europa.eu/covid19/casedistribution/csv

als beschikbaar op 20 december 2020 is gebruikt als bron voor de data.

Elders besteedde ik aandacht aan hoe zulke curves moeten worden gelezen. De plaatjes zijn heel klein gehouden. (Het zijn .svg bestanden die ongelimiteerd kunnen worden vergroot als ze apart worden bekeken in de browser).

Ik geef drie groepen van landen. Fig. 2 heeft zeven landen die anticyclisch beleid voren, Fig. 3 heeft een groep van zeven landen die een beleid voeren gericht op de controle van het virus en Fig. 4 heeft zeven ‘opgedeelde’ jurisdicties waarvan ik verwacht dat ze een gefragmenteerd beleid voeren.

In de groep landen met anticyclisch beleid schommelt het maximum aantal nieuwe doden per miljoen inwoners tussen 6 en 25 en ligt het totale aantal doden in week 50 tussen 280 en 1600 per miljoen inwoners. De verschillen zijn opmerkelijk. Zowel qua dynamiek als qua hoogte. Zie Duitsland. Tegelijkertijd is de ontwikkeling van een tweede golf in deze groep een universeel verschijnsel.

In de groep van landen met een op controle gericht beleid is het aantal nieuwe COVID-doden per dag per miljoen inwoners lager dan 1. Een of meer ordes lager dan in de twee andere groepen. Het totale aantal doden in deze op controle gerichte groep varieert na 50 weken pandemie tussen 1 en 80 doden per miljoen inwoners. Het is onzeker of de Philippijnen wel in deze categorie thuishoort (en niet beter past in de groep van verdeelde landen), maar om dat te kunnen beargumenteren weet ik te weinig van de Philippijnen, denkt Knoop.

Voor de groep verdeelde landen met een (meestal institutioneel verankerd) fragmentarisch beleid lijkt kenmerkend te zijn dat de cumulatieve curve naar een monotoon stijgende rechte lijn tendeert. In de twee andere groepen zijn periodes van afvlakking kenmerkend.

In de selectie van ‘verdeelde’ landen past het beeld voor Canada daarom minder goed. Het land lijkt eerder te reageren als in een anticyclische aanpak.

Tenslotte een opmerking die ook berust op de waarneming: België is qua aantal COVID-doden per miljoen inwoners over de eerste 50 weken van de pandemie de eenzame koploper: anticyclisch beleid heeft de neiging problematisch worden. Door het enkele tijdsverloop (stress, gewenning, ontkenning)? In België is dat kennelijk aanmerkelijk erger uit de hand gelopen dan, bijvoorbeeld, in de VS, het VK of Nederland. Intussen leidt de exponentiële groei van het aantal nieuwe doden per dag in Duitsland zorgen en verwondering.

En vandaag (21 december 2020) is het VK op slot gegaan voor internationaal verkeer. Omdat daar een nieuw, mogelijk nog schadelijker mutatie van het virus is begonnen rond te waren.