Meer wordt anders

In 1993 zag meneer Knoop voor het eerst hoe het internet de wereld op zijn kop zette. Dat gebeurde in de periode vanaf 1980, toen hij als enkeling uit de academische elite er toegang toe had tot aan 1993 toen iedereen het kon gaan gebruiken om er zijn gedachten toegankelijk mee te maken voor ieder ander. Dat leidde tot een explosieve groei van gebruikers. En: meer is anders.

Waar een decennium eerder alleen enkele academici dagelijks met elkaar konden internetten (ook al heette dat nog niet zo) kon sinds 1993 iedereen dat. Althans iedereen die bij de benodigde infrastructuur kon en zich het abonnement kon veroorloven. Regeringen zagen de mogelijkheden onmiddellijk en zorgden voor de benodigde infrastructuur. Het bedrijfsleven verschafte vervolgens toegang en andere infrastructurele diensten aan consumenten en het bedrijfsleven.

Dat meer anders is weet iedereen dacht C.E. Er is een verschil tussen een besloten verjaarspartijtje in een tuin in Groningen voor klasgenoten en eenzelfde partijtje waarvan de aankondiging een trending Twitterbericht is geworden.

Persoonlijk had hij ervaren hoe hij als 19-jarige bij een bezoek aan de Sixtijnse kapel als één van de vier bezoekers op een bankje kon gaan liggen om ongehinderd het plafond te bewonderen. Maar ook, dat hij zich bij een hernieuwde kennismaking 25 jaar later willoos, als één uit vele haringen in een ton, bijeen moest laten drijven om het meesterwerk, ditmaal claustrofobisch gestemd en met kramp in zijn nek, nog eens te kunnen ondergaan.

Meer is anders. Anderson had bij die vaststelling niet zozeer de teloorgang van elitaire privileges op het oog, maar de winst van het door verschillende brillen kunnen kijken naar groepen van individuen. Groepen als individuele gemeenschappen die door het enkele bijeenbrengen van genetwerkte individuen ontstaan.

Die winst staat naast en complementeert de winst van de analyse. Het is de winst van het herkennen van emergente verschijnselen, bijvoorbeeld zoals het tot ontwikkeling komen van disciplines die hun onderzoeksdomeinen als zodanig zien ontstaan uit perspectiefwisselingen die het meer-is-anders effect als vanzelfsprekend aanvaarden (denk aan disciplines die vooral kijken naar atomen, moleculen, materialen, machines, organen, organismen, mensen, kerken, staten, talen, disciplines, deugden, etc., etc.)

Het internet en zijn gebruikers laten het toe dat razendsnel nieuwe van dergelijke netwerk-eenheden ontstaan die uitnodigen tot allerhande nieuwe zienswijzen. Teveel om op te noemen, eigenlijk. Uit de onderzoekswereld die is opgeroepen door het werk van Durkheim, Douglas en Wildavsky aanvaard ik vier perspectieven die voorlopig bruikbaar zijn voor compartimentering. (i) De sociale groep (met een bosbrand-architectuur), (ii) het bestuur, de wetgever en de handhaving (met een hiërarchische architectuur), (iii) de economie (met een logistieke structuur) en (iv) de hoeders van evidentie-gebaseerde kennis (met een gemengde architectuur).

Deze compartimentering is een hulpmiddel om de werkelijkheid die het model voor een speelgoedwereld is, hanteerbaar te kunnen houden. Maar daarover elders.