Epidemische gedachtespinsels

door

in

Kunbei werkt aan een project waarin ze onderzoekt of simulatiemodellen kunnen helpen bij het analyseren van de voortgang van internationaalrechtelijke initiatieven gericht op het reguleren van grensoverschrijdend dataverkeer. Ik mag af en toe meedenken. Een fascinerend idee van haar is om de structurele dynamiek in het internationale recht, van de aanvaarding van voorgestelde regels, te bezien als die van een virus in een epidemie.

Ik denk dat ik die gedachte ga adopteren. Ik ben al een tijdje bezig met COVID-19 modellen. Daarbij wordt het steeds duidelijker dat zodra de eerste zes/zeven weken zijn verstreken in een land, nadat het is getroffen door de eerste infectie, maatregelen effect gaan hebben. Ik geef in Fig. 1 het Nederlandse beeld.

Het bepalen van fase 1 in Nederland

Dat beeld is heel algemeen en wijkt niet fundamenteel af van wat China, de VS, Frankrijk, de UK, Nederland en Brazilië laten zien.

Dat dat beeld zo algemeen is verbaast wanneer we aannemen dat kennis een leidend beginsel zou zijn in politiek handelen. Niet alleen in Nederland, maar ook in alle andere genoemde landen duurde het een week of zes voordat maatregelen waren genomen die zichtbaar werden in de statistieken. En dat terwijl de drama’s in Wuhan, inclusief de bouw van gigantische noodhospitalen voor de niet-Chinese landen een waarschuwing hadden afgegeven voor die landen (die toen hun eerste besmettingen ervoeren).

Kennelijk is het effectief realiseren van beleid op een verschijnsel als de COVID-19 pandemie geen sinecure. En vooral: het gaat om een pandemie. Tenzij we de grenzen gesloten willen houden moeten we ook iets verzinnen op de regulering van grensoverschrijdend personenverkeer — net als op de regulering van grensoverschrijdend dataverkeer. Dat reguleren vraagt om coördinatie, lokaal, regionaal en globaal. Om een werkzaam internationaal dekkend netwerk van lokale reguleringen en handhavingsmodaliteiten. Simulatie met speelgoedwerelden helpt, verwacht ik.